Page 180 - Luchtbrug naar het Verleden
P. 180
Ons Waterloo -vervolg-
Links naast de ingang zijn de raampjes van het binnenbad te zien.
De vijftig meters tot het badhuis, die ons nog resten zijn geplaveid met
angst en onbehagen. Een hellegang zonder ontsnappingsclausule. Ik
druk mijn rechterhand, die in de hand van mijn vriendinnetje rust, iets
steviger in die van haar. Een gebaar dat ze met een wederdruk bevestigt.
Vriendinnen begrijpen elkaar.
In de hal is voor ons een looproute uitgestippeld. Als makke schapen
lopen we rechts langs de kassa linea recta naar de gang met de
kleedhokjes. Mijn klasgenootjes verdwijnen één voor één achter de
klapdeurtjes. De geur van chloor en natte lijven dringt mijn neusgaten
binnen. Opgesloten in mijn veilige cel begin ik met het uitpakken van
de zwemtas. Een soort van waterdichte zak, bij elkaar gehouden door
een koord dat door geringde gaatjes is gesnoerd. Speciaal voor
zwemles. Met grote tegenzin ga ik op zoek naar het badpak dat mijn
moeder onlangs heeft versteld. Ik ben flink in de groei en aangezien de
rekbaarheid van mijn badpak zijn grenzen heeft bereikt, is mijn moeder
zo vindingrijk geweest om de schouderbandjes door te knippen en er
aan beide kanten met naald en draad brede, zwarte elastiek tussen te
zetten. Gelukkig hoef ik me er niet voor te schamen want de kwaliteit
van de badpakken van mijn klasgenootjes heeft evengoed niet veel om
het lijf. Behalve dan van die twee fanatiekelingen in onze klas die lid
zijn van zwemvereniging Mosa. Die verschijnen elk half jaar in het
nieuwste, sportieve exemplaar. Zo stelen ze iedere week met hun
vanzelfsprekende zwemkunsten de show en zijn ze het lievelingetje van
de badmeester. Ik wurm me in mijn badpak en hang mijn kleding aan de
ijzeren haak.
-180- -181-