Page 169 - Pater Hubert Gulickx
P. 169

Mijn peter - nonkel Jos, een halfbroer van mijn vader - was

 jarig op 3 november. Hij wilde dat ik Hubert zou worden


 genoemd. Omdat 3 november de feestdag was van Sint

 Hubertus. Toen pastoor Maes bij de doop vroeg naar de


 naam van het kind was nonkel Jos er het vlugst bij. Omdat

 de pastoor haast had gaf hij geen tijd om over de naam te


 bekvechten. Zo won de patroon van de jagers het pleit. Op

 de bewaarschool werd ik voor het eerst verliefd; op zuster


 Benigna, franciscanes. Toen zij mij op een dag een stomp gaf

 om mij tot spoed aan te zetten in de kleuterrij was de liefde


 op slag over. Mijn moeder had veel last van migraine. Bij

 een aanval moest zij het bed houden en dat gebeurde


 geregeld. Als kind vond ik dat heel erg. Daardoor heb ik

 mijn drie zussen, vooral Martha in de kindertijd als voor mij

 zorgende vrouwen ervaren. Ik probeer hiermee duidelijk te


 maken hoe in die warmte en zorg de grondslag werd gelegd

 van mijn affectieve opvoeding. Ik wilde aan mijn moeder


 behagen omdat zij wel eens ziek was en aan mijn zussen

 omdat ik die nodig had. Elke donderdag kregen wij thuis


 Panorama en Sjors van de Rebellenclub bezorgd. Toen ik

 zelf nog niet kon lezen was ik afhankelijk van een van mijn


 zussen om voor te lezen. Ik weet nu nog hoe ik ijverig leerde

 lezen om niet meer afhankelijk te zijn. Zo kon ik al heel jong


 misdienaar worden en bij de toneelclub van de Harmonie

 kinderrollen spelen.





 -168-                                                                                                                            -169-
   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174