Page 168 - Pater Hubert Gulickx
P. 168
Mijn peter - nonkel Jos, een halfbroer van mijn vader - was
jarig op 3 november. Hij wilde dat ik Hubert zou worden
genoemd. Omdat 3 november de feestdag was van Sint
Hubertus. Toen pastoor Maes bij de doop vroeg naar de
naam van het kind was nonkel Jos er het vlugst bij. Omdat
de pastoor haast had gaf hij geen tijd om over de naam te
bekvechten. Zo won de patroon van de jagers het pleit. Op
de bewaarschool werd ik voor het eerst verliefd; op zuster
Benigna, franciscanes. Toen zij mij op een dag een stomp gaf
om mij tot spoed aan te zetten in de kleuterrij was de liefde
op slag over. Mijn moeder had veel last van migraine. Bij
een aanval moest zij het bed houden en dat gebeurde
geregeld. Als kind vond ik dat heel erg. Daardoor heb ik
mijn drie zussen, vooral Martha in de kindertijd als voor mij
zorgende vrouwen ervaren. Ik probeer hiermee duidelijk te
maken hoe in die warmte en zorg de grondslag werd gelegd
van mijn affectieve opvoeding. Ik wilde aan mijn moeder
behagen omdat zij wel eens ziek was en aan mijn zussen
omdat ik die nodig had. Elke donderdag kregen wij thuis
Panorama en Sjors van de Rebellenclub bezorgd. Toen ik
zelf nog niet kon lezen was ik afhankelijk van een van mijn
zussen om voor te lezen. Ik weet nu nog hoe ik ijverig leerde
lezen om niet meer afhankelijk te zijn. Zo kon ik al heel jong
misdienaar worden en bij de toneelclub van de Harmonie
kinderrollen spelen.
-168- -169-