DE SLAG OM OVERLOON EN VENRAY
Wat niet meer mogelijk leek gebeurde. Generaal Model, die de gedemoraliseerde soldaten door middel van strooibiljetten weer wat zelfvertrouwen trachtte bij te brengen, slaagde er in de angstige kudden aan de Duitse grens op te vangen en er enig verband in te brengen. Bij Arnhem hadden de geallieerde luchtlandingstroepen de onverwachte tegenslag een sterke en zich verbitterd werende vijand te ontmoeten. De Antwerpse haven lag vooralsnog onder een zo fel geschutvuur vanuit de Duitse stellingen op Walcheren en Zuid Beveland, dat ze niet voldoende kon worden ingeschakeld voor de bevoorrading van de door Frankrijk en België voortploegende geallieerde legers. Het front zette zich vast langs de lijn Maaseyck-Susteren-Sittard en sloot dan langs de Worm aan bij de Amerikaanse linkervleugel. Wilde men de sleutelstelling Nijmegen behouden dan moest tot iedere prijs de wig via Eindhoven-Den Bosch-Grave, welke bijwijlen door Duitse aanvallen werd doorsneden, worden verbreed en versterkt. Weert werd daarom na zware tegenstand veroverd. In het Noorden werd de Maas overgestoken bij Mook, waar het in de grote gebouwen tot afschuwelijke gevechten van kamer tot kamer, van man tegen man kwam. Op deze wijze werd het Duitse bruggehoofd bewesten de Maas afgerond.
Door het weifelende karakter van de geallieerde strategie in die dagen kregen de Duitsers de kans dit bruggehoofd geducht te versterken en met manschappen en materiaal vol te plempen. Onafzienbare terreinen waren met mijnen vergiftigd. Het najaar zette in met aanhoudende regen, welke de Peel ondoordringbaar zompig maakten en de wegen en velden week en onbegaanbaar voor zwaar materiaal. Nochtans werd de bij Metz opererende Amerikaanse tankeenheid de 7e Armored Division overgeplaatst en ingedeeld bij het Amerikaanse Ie leger met de opdracht de Peelmoerassen van Duitsers te zuiveren. De door de vijand als Ghost-division - spookdivisie - gevreesde tankformatie kwam toen in actie tegen generaal Model's samenraapsel van S. S.-troepen (w.o. ook "Nederlanders"), valschermjagers, tot infanterie omgedoopt Luftwaffepersoneel en Hitlerjügend. Met galgenhumor noemde het zich IVolksgrenadierdivision nr. 108. Het bleek een fanatisch mengsel te zijn, dat in de laatste phase van deze verschrikkelijke veldslag zich tenslotte met de pioniersschop verdedigde, maar in die eerste tragische, bloedige dagen nog alle voordelen had van uitnemend ingerichte stellingen en doeltreffende wapenen. De hardnekkige Amerikaanse tankaanvallen van 30 September 1944 op het drie dagen tevoren door de burgers ontruimde Overloon liepen verloren in het helse afweervuur van het 88 mm. geschut en het massale gebruik van mitrailleurs en de nieuwere anti-tankwapenen: de pantservuist en de pantserschrik. Aldus ging het ook de volgende dagen en nachten. In de mijnenvelden en prikkeldraadversperringen, in het verscheurende mortieren granaatvuur, in de vette, bloedige modder en in de listig gelegde hinderlagen liet de gevreesde Amerikaanse divisie ongeveer 85 tanks en talloze doden achter, toen zij voor een andere taak werd weggeroepen uit deze "dodenvallei".
In de eerste helft van October ondernamen de Duitsers hevige tegenaanvallen en onttrokken zij zelfs Tigertanks aan het front bij Arnhem om Overloon, sleutelstelling bij de verdediging van het Ruhrgebied, te versterken. Op 12 October brak dan voorgoed de hel los. Dempsey had zijn hoofdkwartier in het Patersklooster te Langenboom ingericht en Montgomery had persoonlijk de manschappen toegesproken. Deze behoorden tot de 3e Britse infanterie divisie onder bevel van major-general L. Whistler en tot onderdelen van de 11e en 79e Britse pantserdivisies. Die middag van 12 October begon een satanische symphonie van meer dan 200 kanonnen, dat ruim anderhalf uur duurde. Dit was een van de grootste vuurplans na D-dag . en bedoeld om het sterk verdedigde Overloon met. zijn verraderlijke egelstellingen stormrijp te maken. Vervolgens was het de zware, levensverslindende taak van de infanterie het dorp van de vijand te zuiveren. Toen deze vanuit de bossen het tot puin verbrijzelde dorp naderde werd zij door een heftig vuur ontvangen. Scherpschutters, mitrailleurnesten en tanks waren geslepen opgesteld, en menige Brit liep er de dood tegemoet. Moreel gebroken door het verschrikkelijke bombardement hadden zich ongeveer 200 Duitsers overgegeven, maar de S. S. vocht bezeten verder, en het kwam tot afschuwelijke bajonetgevechten van man tegen man. Nadat aldus ten koste van vele levens de puinhopen van Overloon van vijanden waren gezuiverd joegen nog dagenlang de huilende nevelwerpers hun projectielen in het ongelukkige dorp.
Van Overloon uit kon de verovering van Venray beginnen over een terrein, dat nog ongunstiger, was dan dat vóór Overloon en dat doorgroefd werd door de Molenbeek, een geduchte tankhindernis. Venray had, gelijk heel NoordLimburg, in de dolle Septemberdagen in een glunderende roes de wanordelijke terugtocht der Duitsers bekeken, had daarna verbeten toegezien hoe overal vee en huisraad werd geroofd en was vervolgens een toevluchtsoord geworden voor vluchtelingen uit de nabij gelegen Maasdorpen, zodat het inwonertal in enkele dagen steeg van 17000 tot 25000. Venray zou een uiterst hoge prijs voor zijn bevrijding moeten betalen. Op 12 October verwoestte geschutvuur en een luchtbombardement een groot deel van Venray, de spil van het gehele front. Maar de vijandelijke weerstand werd niet gebroken; het Duitse hoofdkwartier was enkele dagen tevoren teruggeweken naar Horst. De volgende dag werd door de Engelsen ingezet met een moordend artillerievuur. Des avonds bereikten de Britten na verwoede gevechten het open terrein dat hen van de oostelijke rand van Venray scheidden. De 14e October. deden Typhoons razende aanvallen op de forse toren van Venray's grote parochiekerk, van waaruit de Duitsers hun vuur leidden, verwoestten raketbommen een deel van de kerk en vernielden de omgeving. Die avond brak een loeiende brand uit in het klooster Jeruzalem, waar 800 mensen waren ondergebracht. Terwijl de burgers in panische angst wegvluchtten trokken de Duitsers hun zware materiaal in de richting van de Maas terug.
Zondag 15 October was het betrekkelijk stil, alsof vriend en vijand de zwaar~ beproefde burgerij de tijd wilden gunnen haar tientallen doden te begraven. Het zouden niet de laatste offers zijn voor de bevrijding van Venray. Vier eindeloos lange dagen hadden de Engelsen zich vastgeklampt in de drassige bodem benoorden Venray, zonder enige hulp van de eigen tanks, in een afmattende ijzige regen en overgeleverd aan een scherp gericht, moorddadig vuur. Toen zij op 16 October de Molenbeek (Loobeek) bereikten meenden zij daarin dekking te kunnen vinden, maar zelfs in de beekbedding lagen mijnen verscholen en het water kleurde bloedrood. In de stromende regen werd het leggen van tankbruggen over dit onnozele beekje onder het orkaanachtige Duitse vuur een heldendaad, waarbij tientallen Engelsen het leven lieten. Meer dan honderd wrakken van tanks lagen uitgebrand op het terrein. Dit met lijken overdekte slagveld mocht inderdaad aanspraak maken op de droevige naam: het tweede Caen.
Op 18 October werd Venray door de Tommy's bevrijd. De Duitsers hadden nog kans gezien de vijftiende eeuwse St. Petrus Bandenkerk op te blazen. Er heersten, ook in de grote gestichten, zulke onhoudbare toestanden en de voedselvoorziening was zo zorgelijk, dat op 25 October het bevel gegeven werd tot algehele evacuatie. En ook daarmee bracht de bevolking een groot, groot offer, zoals later blijken zou.
Ongeveer 15000 inwoners werden, hoofdzakelijk met legerwagens, afgevoerd naar verschillende gemeenten, o.a. naar Deurne, Helmond, Eindhoven en Mierlo. De bewoners van de beide psychiatrische inrichtingen verhuisden naar België. Tussen 1 September 1944 en 1 Maart 1945 telde Venray 237 oorlogsslachtoffers onder de burgerbevolking. Daarnaast was het sterftecijfer in die tijd tengevolge der oorlogsellende driemaal zo hoog als normaal.